Een talentbeleid, hoe implementeer ik dat dan concreet?
Dit schooljaar begin je opnieuw met volle moed te werken rondom het thema talent op school; aan jouw schoolpoort hangt een banner met de boodschap “hier groeit talent” en in elke klas is er alvast een mooie poster te bewonderen die je leerlingen vertelt “jouw talent telt”. Het lijkt je een idee om het onderwerp talent te linken aan een project van Warme William, of te bespreken binnen het vak sociale vaardigheden, misschien wel zedenleer of godsdienst, maar eigenlijk weet je niet hoe je dit concreet aanpakt.
Je kan misschien die talentenkaarten eens gebruiken die je aankocht, maar hoe begin je daaraan? Misschien kan je je leerlingen een tekening rondom hun talent laten maken? Zoiets, en er dan een talentenboom -of totem van maken? Maar dat deden jullie drie jaar geleden al en je voelt dat je dit dieper wil uitwerken. Want toen besteedden jullie er een les of twee aan, maar het bleef in alle eerlijkheid wat oppervlakkig. En wat doe je met dat dek aan talentenkaarten, waarop altijd wel een leuk talent te lezen valt, maar dat moeilijk concreet vertaalbaar is naar de gegeven vakken en schoolwerking toe?
Je wil bovendien ook écht tonen aan de ouders dat jullie grondig werk maken van talent, dat jullie hier als school een expertise in hebben opgebouwd, maar da’s niet zo eenvoudig. Je kreeg wellicht als leerkracht reeds lijstjes met waarderende formuleringen die je kan verwerken in het rapport van je leerlingen, en je weet hoe je een leerling hierbij positief kan bemoedigen, maar je voelt dat je niet tot de kern geraakt. Je wil de sterktes die je ziet bij je leerlingen ook delen met hun ouders, maar hoe pak je dit aan tijdens een oudercontact, bijvoorbeeld? En hoe formuleer je iets over “talent” in het rapport van je leerlingen? Je vult de rapporten van je leerlingen heel secuur in, met tips en voldoende lof over hun prestaties, je weet ook goed hoe je leerlingen het doen op elk vak, maar in alle eerlijkheid voel je dat je niet altijd tot de kern komt van hun talent.
Meer nog; je weet dat er een paar leerlingen de laatste tijd niet goed in hun vel zitten, dat er “echt wel iéts in Anna schuilt” en dat “Michiel meer kan dan hij laat zien”, maar hoe laat je hen dat inzien en wat is dat “iets” dat Michiel wel heeft maar niet laat zien? Je proeft het haast, maar je kan het maar niet onder woorden brengen.