Op een dag, zag ik in mijn zoon wie ik zelf vroeger was: een gehoorzaam, vriendelijk, vroegwijs kind, wiens potentieel echter niet zo duidelijk zichtbaar was en die zich door zijn schooldagen sleepte… En daar schrok ik van.
Voor zover ik me kan herinneren, stak ik er nooit bovenuit, had geen hobby’s of een overweldigende passie waar ik me uren in verloor.
Ik werkte jaar na jaar braafjes school af maar voelde me niet geïnspireerd door wat ik leerde, laat staan dat ik het nut inzag van die vakken. Elke schooldag was een ellendig en eindeloos “moeten”; het zoog me leeg, ik werd stiller en trok me vaak terug op mijn kamer. Maandagen waren dikke ellende (en eigenlijk begon het al zondagnamiddag). Het deed ook pijn wanneer een familielid werd geloofd om een interessante hobby of een schoolvak waarin ze uitblonken, want dat had ik niet. En later, hield ik geen enkele job lang vol, snapte ik nooit hoe collega’s met zoveel passie bleven doorgaan en was ik jaloers op vrienden die elk weekend trouw hun hobby beoefenden. Waarom had ik geen duidelijk talent, wat was mijn passie? Ik voelde wel “iets” en er was wel ergens een “vuurtje”, maar wat dan?
Op een dag, rolde ik toevallig in een functie als recruiter.
In die functie, bracht ik elke dag de talenten van anderen in kaart. En ik was er nog bijzonder goed in ook. Maar hoewel ik echt een kei was in het ontdekken van de talenten van mijn sollicitanten, wat hen dreef, wat hun passie was, erkende ik zelf pas op mijn veertigste en na tal van persoonlijke ontwikkelingstrajecten, hoe waardevol mijn eigen talent was en hoeveel ik hiermee voor anderen kon betekenen.
Toen ik het eindelijk op een rijtje had, moest ik het stilaan onder ogen zien; mijn zoon werd een tiener en terwijl de hogere schooljaren ons volop aanstaarden, werd ik erg onrustig. Ik herkende mijn zoon in mij en merkte dat hij, net als ik, geen talenten of passies overduidelijk liet zien. Wat als mijn zoon dezelfde weg als ik insloeg en het bij hem ook zo lang zou duren om zijn passie te vinden? De gekste doemscenario’s kwamen bij me op; ik zou hem misschien uit het klassieke schoolsysteem moeten halen, hij zou uitgedoofd naar school gaan (net zoals ik), mogelijk uitvallen en nooit zijn droomberoep uitoefenen. Ik huiverde al bij wat anderen daarvan zouden denken of welk preken ik dan zou mogen aanhoren.
Om mijn angst te sussen, reikte ik mijn zoon allerhande activiteiten aan, boeken, uitdagende mind games, stelde hem activiteiten voor, maar niets bleef plakken. Ik hing als een controlefreak boven zijn huiswerk, ging me moeien met zijn leerstof, en trachtte daar te graven naar dat talent. Ik gebruikte humor om hem op te beuren na school, telde met hem af naar elke schoolvakantie, maar het resultaat was alleen dat ik en mijn zoon dodelijk gefrustreerd raakten. Hij ging met minder en minder “goesting” naar school en elke zondag voelde beladen aan (“want morgen is het weer school.”)